De weg naar eenvoud
Er is in de afgelopen jaren nogal wat te doen geweest om de theorie van alles; er is in 2014 zelfs een film uitgebracht met die titel. En ook ik heb me ooit laten verleiden een poging te doen een dergelijke theorie te bedenken en in een boekje uit te geven, maar ik bleef het een poging vinden, wat me er vervolgens toe bracht opnieuw te beginnen en me daarbij los te maken van alle heersende ideeën.
In mijn denkproces heb ik mezelf voorgenomen niets aan te nemen en logische gevolgtrekkingen uitgebreid te controleren. Zo ben ik na heel wat jaren denkwerk en de resultaten weergeven in essays, tot een gedegen onderbouwde beschrijving gekomen van de werking van de natuur en ik noem het niet een theorie van alles; ik heb het de weg naar eenvoud genoemd. Het blijkt dat een heel simpel feit de sleutel is tot het antwoord op heel veel vragen. Ik heb geen supercomputers ter beschikking of teams met onderzoekers die mij werk uit handen nemen. Ik leg daarom met deze reeks essays de basis voor verdere ontwikkeling. Ik streef ernaar om met mijn schrijven de interesse te wekken en op peil te houden.
Deze reeks essays vormt de weg naar het begrijpen van de eenvoud van de oorsprong van het functioneren van de natuur. Dat klinkt allemaal heel gewichtig, maar dat is het beslist niet; laat u zich vooral niet afschrikken. Het is niet zo dat je vier jaar aan een universteit moet studeren om het te ‘begrijpen’; ik had het over eenvoud en dat vereist alleen het loslaten van ingewikkeldheid en daar ben ik uitgebreid mee bezig geweest. Ik moet wel toegeven dat de essays wel enig filosofisch niveau hebben en dat moet ook wel.
Inleiding
Veel mensen houden zich, als tijdverdrijf, bezig met allerlei vormen van ‘bezig zijn’, zoals bijvoorbeeld kruiswoordpuzzels, hardlopen, voetbal, computerspelletjes, televisiekijken en lezen; ik houd me, wanneer ik niets omhanden heb, voornamelijk bezig met denken, een activiteit die mij al van jongs af aan bezig houdt. In dat kader heb ik mezelf ooit, heel wat jaren geleden, de opdracht gegeven na te denken over hoe de natuur werkt met als uitgangspunt dat de natuur vanuit uiterste eenvoud functioneert en vooral niet vanuit uiterste ingewikkeldheid. Het geheim moest liggen in de uiterste eenvoud van hetgeen de oorsprong van het functioneren van alles zou moeten zijn.
Er wordt gezegd dat sommige dingen zo eenvoudig zijn dat je het simpelweg niet ziet en dat klopt. Voor sommige problemen is de oplossing zo eenvoudig dat het heel lang duurt tot iemand die oplossing ziet.
Wetenschappers bedenken heel ingewikkelde theorieën, ik denk juist tegenovergesteld; ik zoek naar de eenvoud als oorsprong van het functioneren van de natuur en ik moet zeggen dat het voor mij, een mens, een hoop denkwerk en studie heeft gekost om die uiterste eenvoud te vinden, te begrijpen, laat staan te formuleren. De oorzaak daarvan ligt in het probleem van het loslaten van ideeën die muurvast in ons leven zijn verankerd. Waarom dit zo belangrijk is zal in deze reeks essays duidelijk worden.
In mijn vele pogingen om een juiste en overtuigende argumentatie voor het loslaten van bepaalde ideeën te formuleren stuitte ik via een omweg op Immanuel Kants KRITIK DER REINEN VERNUNFT, of in het Nederlands: KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE. De 1e editie of A-druk van dit werk verscheen in 1781, de 2e editie of B-druk in 1787, een onovertroffen meesterwerk, maar een heel moeilijk te lezen en te begrijpen filosofisch werk dat over het menselijk denken gaat en dat mijn redding is voor wat betreft het onderbouwen van argumenten tegen heersende ideeën. Die omweg waar ik het over had was een boek van de Nederlander Leo Polak uit 1912 met de titel: KENNISLEER CONTRA MATERIE-REALISME: BIJDRAGE TOT “KRITIEK” EN KANTBEGRIP. Polak verdedigt in zijn boek op ongenuanceerde wijze het werk van Kant en citeert daarbij de oorspronkelijke Duitse teksten uit de 18e eeuw; over moeilijk te lezen gesproken; maar ik vond sommige gedeeltes en vooral zijn voetnoten wel zo interessant dat ik naar het werk van Kant, waarover ik overigens veel gelezen heb, ging zoeken en een prachtige vertaling naar het Nederlands uit 2004 vond waarvan ik de zevende oplage uit 2023 in digitale vorm heb aangeschaft en die ben ik gaan bestuderen.
Door de fantastisch onderbouwde argumenten van Immanuel Kant hoef ik niet opnieuw het wiel uit te vinden, maar ik moest zijn formuleringen wel in, voor niet in filosofisch jargon onderlegde mensen, begrijpelijke taal omzetten, anders spreken de argumenten tegen dovemansoren. Het begrijpen van het filosofisch jargon dat Immanuel Kant hanteerde is al een studie op zich, maar voor mij is en blijft het aanstekelijk interessant.
Het eerste gedeelte van mijn onderzoeksresultaten, waarin ik de hulp van Kant inroep, is gewijd aan het ontmaskeren van twee niet in werkelijkheid bestaande begrippen: tijd en afstand. Nu zijn tijd en afstand (en daarmee het begrip snelheid) voor ons heel normaal, maar in de natuur, dus in werkelijkheid, bestaan deze begrippen niet, al beweert men hardnekkig dat dat wel zo is. Ik gebruik als voorbeeld de volgende fictieve nieuwsberichten om het duidelijk te maken:
Op het strand tussen Scheveningen en Hoek van Holland zijn gisterenavond door de harde westenwind opnieuw bergen zeemijlen aangespoeld. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft tot laat in de morgen de handen vol gehad aan het opruimen van de zeemijlen. De door de TU Delft ontwikkelde zeemijlenoprolmachine werd voor het eerst en met succes ingezet.
En:
Wetenschappers zijn erin geslaagd een kwartier te isoleren in een doorzichtige cilinder die speciaal voor dat doel is ontworpen. Het kwartier is door de in de cilinder geslepen lenzen tot in detail te bekijken. Zo zijn de vijftien minuten goed zichtbaar en zijn de seconden met een extra vergrootglaasje te bekijken. De cilinder wordt binnenkort in Museum Naturalis in Leiden tentoongesteld.
Deze berichten ogen bedenkelijk, maar er kleeft toch een flinke mate van geloofwaardigheid aan. We gebruiken tijd en afstand als hulpmiddelen in ons dagelijks leven en we kunnen niet meer zonder. Het zijn ideeën die voor ons heel reëel zijn, maar die, hoe gek het ook klinkt, niet in de werkelijkheid bestaan net als getallen niet in werkelijkheid bestaan, maar cijfers wel. Toch zijn er vooraanstaande theorieën waarin het fysiek, dus het in werkelijkheid bestaan van tijd en afstand een hoofdrol spelen. Zo is er het chronon, maar ook de plancktijd of kwantumtijd, die beide als de kleinste, ondeelbare eenheid van tijd zijn bedacht. Daarnaast bedacht men de plancklengte of kwantumlengte als kleinste ondeelbare eenheid van afstand. Een heel bekende theorie waarin die grootheden een rol spelen is de oerknaltheorie waarin tijd en ruimte een ontstaan hebben en dat moet 13,8 miljard jaar geleden, dus ergens in het jaar 13.799.997.976 voor Christus zijn geweest. Dit doet me trouwens denken aan de Iers Anglicaanse geestelijke James Ussher die in 1650 een werk genaamd Annals of the World schreef waarin hij aan de hand van het Bijbelboek Genesis berekende dat de schepping op 23 oktober 4004 voor Christus heeft plaatsgevonden; zijn werk is overigens nog steeds te koop. Beide theorieën gaan over exact hetzelfde, alleen de datum verschilt. In beide gevallen lijkt het of de kalender, en daarmee tijd, in werkelijkheid bestaat; iets om over na te denken.
Maar nu alle gekheid op een stokje; het ontbreken van tijd en afstand in de natuur is heel moeilijk uit te leggen en daarin heb ik nu de helpende hand van het werk van Immanuel Kant en daar gaan de volgende essays over.
Wordt vervolgd.