Angst en kwetsbaarheid (geschreven in mei 2020 tijdens de corona pandemie)
Ik ben de kok thuis en maak dus meestal dagelijks het eten klaar. Met regelmaat snij ik groenten en daarvoor heb ik een groot koksmes dat ik voor elk gebruik aanzet met een aanzetijzer. Zo blijft het mes vlijmscherp, hij valt bijna door een ui heen. Ik snij geconcentreerd groenten met respect voor het mes; ik ben voorzichtig.
In het woord voorzichtig zit voor-zicht, het van tevoren zien. Als ik voorzichtig ben, zie ik van tevoren wat ik doe en behoed mezelf voor gevaar. Ik zou mezelf immers kunnen snijden. Juist daarom kan ik zonder problemen groente snijden, omdat ik niet het gevaar zie, maar mezelf voor gevaar behoed door juist te handelen. Als ik alleen gevaar zou zien, dan kan ik niet geconcentreerd groenten snijden want dan concentreer ik me op de dreiging van een snee in mijn vingers. Angst voor gevaar gaat dus ten koste van de kwaliteit van de handeling. Ik zou daardoor eerder grote fouten kunnen maken en mezelf zelfs kunnen snijden.
In vroeger tijd moest de mens in en van de natuur leven en werd hij/zij regelmatig geconfronteerd met gevaar. De mens bezit daarom, net als heel veel dieren, het oerinstinct vechten of
vluchten. Het middel waarmee het lichaam bliksemsnel in die staat wordt gebracht heet adrenaline. Maar om te voorkomen dat de we steeds in gevaarlijke situaties terecht kwamen ontwikkelde de mens angst, een soort geestelijke barrière om bijvoorbeeld gevaarlijk gebied te betreden. Voor de rest was voorzichtigheid geboden en daarmee kon de mens overleven.
In deze tijd heeft de mens zichzelf uit de natuur gehaald, maar het oerinstinct is nog aanwezig evenals angst. Nu is het zo dat we niet meer in een kleine gemeenschap leven, maar in een geglobaliseerde wereld waarin we alle narigheid uit die hele wereld voorgeschoteld krijgen; zelden horen we goed nieuws; niet dat er geen goed nieuws is, maar slecht nieuws verkoopt nou eenmaal beter. Zo kan het gebeuren dat we ons zorgen maken of ons druk maken om zaken, al of niet waar, die zich heel ver buiten onze directe wereld bevinden en waar we niets aan kunnen doen. Door al die negatieve berichten krijgen we de indruk dat de wereld een bedreiging voor ons is. Een paar weken geleden liep ik nog angstig over straat, bang om iemand te dicht te passeren en besmet te raken. Dat gevoel heb ik nog steeds, maar wel een heel stuk minder. Ik heb erover nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat voorzichtigheid beter werkt dan angst; neem je alle voorzorgsmaatregelen in acht en heb je respect voor het mes, dan loop je heel weinig kans je te snijden, ook al is het mes nog zo scherp. Ik neem alle voorzorgsmaatregelen in acht en heb respect voor het bedreigende virus. Met die gedachte wandel ik een stuk geruster over straat, ook al is het ogenschijnlijk druk.
Ik heb het in mijn essay Fouten maken mag gehad over kwetsbaarheid; stel je kwetsbaar op en je zult zien dat je door de ander juist niet aangevallen wordt. Kwetsbaarheid is in dat geval geestelijke kwetsbaarheid; iets zou me geestelijk kunnen schaden. Ik vroeg me laatst af: bestaat er nu ook, gezien de huidige crisis-situatie (corona), iets als lichamelijke kwetsbaarheid? Er wordt aangenomen dat ouderen in deze tijd kwetsbaar zijn. Is die kwetsbaarheid een eigenschap van ouderen of is kwetsbaarheid een idee. Ik denk het laatste. Natuurlijk is het afweersysteem van ouderen minder dan jongere mensen, maar zijn ouderen nu ineens kwetsbaar geworden? Ik zal het proberen uit te leggen.
Mijn oma van mijn vaders kant was op haar tachtigste beslist niet kwetsbaar, ze stond haar mannetje in de wereld en was beslist niet bang uitgevallen. Ze zei het niet over zichzelf, maar dat is mijn mening over haar. Mijn mening was niet dat ze ‘niet kwetsbaar’ was, maar dat ze een sterke persoonlijkheid had. Kwetsbaarheid is een idee dat ontstaat wanneer er zich een dreiging voordoet. Als een kind in een wei loopt waar verderop ook een stier rondloopt, dan is er in mijn ogen een dreiging van de stier en het kind is daarmee plotseling kwetsbaar. Nu kan het zijn dat het kind de stier kent en de stier het kind. Het kind loopt tot mijn afgrijzen naar de stier toe, pakt de stier bij de neusring en geleid hem naar de stal; mijn idee van kwetsbaarheid en mijn angst waren misplaatst; mijn idee is er nu één van respect. Het kind was echter wel voorzichtig, het zorgde ervoor dat de stier hem gezien had en deed geen onverwachte dingen. Alles ging goed, er was geen angst in het spel, wel voorzichtigheid.
Angst is een slechte raadgever, niet alleen voor mijzelf, maar ook voor een ander. Als een voorman een werkman op een ladder moet laten werken, dan zou hij de werkman bang kunnen maken voor de ladder of hij zou kunnen manen tot voorzichtigheid. In het geval van bang maken zou de werkman niet meer de ladder op durven, in het geval van manen tot voorzichtigheid gaat de werkman gewoon de ladder op en is voorzichtig. Zo wordt het werk wel gedaan en worden ongelukken voorkomen.
In deze dagen moeten we erbij stilstaan dat we niet bang, maar voorzichtig moeten zijn; onderneem dingen, maar wees voorzichtig, niet: blijf thuis en kom alleen buiten indien hoogst noodzakelijk. Die tijd hebben we gelukkig achter ons, al zit die angst er bij velen nog in. Het is tijd om weer te gaan leven maar wees wel voorzichtig.